donderdag 18 april 2013

Vakantie

De eerste dagen dat ik hier en Kenia zat was ik heel fanatiek op mijn blog aan het schrijven. Zoals ik al verwacht had, hield ik dit niet vol. De reden is dat er de laatste tijd zoveel gebeurd is, dat ik er geen zin in had om het allemaal nog eens op te schrijven. De jongens zijn afgelopen zaterdag voor twee weken naar huis gegaan en dus werd het tijd om even tot rust te komen. We maakten van dit moment gebruik om er een paar dagen tussenuit te gaan. Loes en ik gingen twee nachten  naar een hotel, om bij te komen van alles en eens een paar nachten in een goed bed te slapen. We gingen naar Nairobi Town. We sliepen in een hotel dat aan een hele drukke weg lag. Een kruispunt, tweebaans in alle richtingen en de stoplichten deden het niet. Vanaf het balkon gingen we naar het verkeer kijken. Het was leuker dan televisie.

De eerste dag zijn we de stad in geweest, hebben we wat gegeten, ons niet al te druk gemaakt. Het betere werk dus. Dag twee was meer hectisch. Zoals ik al eerder zei zijn onze jongens twee weken naar huis gestuurd, omdat ze vakantie hebben. Twee van onze jongens, ik noem ze even S. en A., konden niet voor twee weken naar huis omdat hun moeder geen mogelijkheden had om ze twee weken te eten te geven en op te vangen. Daarom werden ze opgehaald door Sammy, een ex straatjongen uit Rongai. Sammy heeft S. en A. in februari op straat gevonden, ze eten en nieuwe kleding gegeven, en ze naar ons project gebracht. Sammy kan de kinderen wel twee weken opvangen. Ik raakte met hem aan de praat en we wisselden telefoonnummers uit, zodat ik S. en A. in de vakantie kon bezoeken. Dit was op zaterdag. Maandag was het al raak. Ik kreeg een telefoontje van Sammy dat S. was weggelopen, terug de straat op. Zijn kleine broertje A. was nog steeds bij Sammy. We spraken af om contact te houden over S.

Een dag later, op dinsdag, was S, nog steeds spoorloos. We spraken af dat als hij dinsdagavond nog niet terug was, ik naar Ongata Rongai zou komen om hem te helpen zoeken. Zoals eigenlijk wel verwacht was S. ook in de avond nog niet terug. Zo spraken we af dat Loes en ik de volgende dag zouden komen helpen zoeken.

Op woensdagochtend zijn Loes en ik richting Ongata Rongai vertrokken. Een man in het hotel had een goedkope taxi geregeld die ons naar het station bracht. Vanuit daar zijn we met de matatu naar de markt in Rongai gereden. Sammy kwam ons samen met kleine A. ophalen en met zijn vieren zijn we richting zijn appartement vertrokken. We kregen een kleine rondleiding en daarna vertrokken we naar de stad. We kochten snoep voor A. en koekjes om uit te delen op straat. Ons plan was om deze uit te delen aan de andere straatjongens, zodat zij onderling zouden rondvertellen dat er twee mzungu´s waren die koekjes uit delen, in de hoop dat S. hier ook op af zou komen.

We liepen en ondertussen sprak Sammy mensen aan, met de vraag of ze S. gezien hadden. Iedereen aan wie we het vroegen leek S. te kennen. Sommigen hadden hem vandaag nog zien rondlopen. Het gaf ons moed. Het was mooi om te zien dat in dit dorp, dat een grote chaos was van kleine huisjes, steegjes, winkels, kraampjes en modder, er toch nog heel veel sociale controle was. De chaos in Rongai was dus minder groot dan onze ogen ons deden vermoeden. 

Toen Sammy een groepje mannen aansprak, vertelden zij ons dat ze S. 5 minuten geleden hadden zien lopen. Mijn hart ging sneller kloppen, dit kon niet waar zijn. Ze stuurden ons een richting uit en als dank gaven wij ze wat koekjes. We volgden de ons gewezen richting maar wat volgde was teleurstelling. We kwamen uit op een splitsing. We konden vier kanten op en van S. was geen spoor te bekennen. We besloten om weer terug te gaan.

We staken de hoofdweg over om onze zoektocht in een ander deel van Rongai voort te zetten. We spraken wat jongens aan en ook zij vertelden ons S. gezien te hebben. 10 minuten geleden was hij in dit deel van Rongai gezien. We waren blij maar beseften ons tegelijkertijd dat 10 minuten Keniaanse tijd 20 minuten normale tijd is. En in 20 minuten tijd kun je ver komen. Het is niet zoals in Nederland, dat je even iemand opbelt om te vragen waar die persoon uit hangt. Of dat we ons nummer kunnen achterlaten bij wat straatkinderen zodat ze ons kunnen terugbellen wanneer ze hem vinden. Je moet je voorstellen dat deze stad rond de 100.000 inwoners heeft. Wij zoeken een klein jongetje.

Sammy bracht ons toen naar een verzamelplaats waar chokora´s hun afval naartoe brengen. Chokora´s zijn straatmensen, vaak jongetjes maar ook wel oudere mannen, die leven van het afval dat ze vinden op straat. Ze verzamelen onder andere plastic en dit verkopen ze dan op een verzamelpunt. Van dit geld kunnen ze eten of drugs kopen. In Town vertelde een man ons dat deze Chokora´s ook regelmatig worden ingezet als drugskoerier. Geen politieagent die een zwerver gaat aanhouden om te vragen of die even zijn spullen mag doorzoeken. Maar goed, ik dwaal af. We waren dus op zo´n verzamelpunt en de jongens daar vertelden dat S. hier een aantal minuten geleden was geweest. Hij had hier plastic verkocht en had dus wat geld. Waarschijnlijk zou hij eten gaan kopen, maar Sammy bedacht zich dat hij ook wel eens ergens een film zou kunnen gaan bekijken. We liepen naar een kleine bioscoop en Sammy ging naar binnen. Loes en ik waren zenuwachtig, we hoopten dat hij binnen was. Na bijna 4 uur rondgelopen te hebben, hem steeds op 5 of 10 minuten mis te zijn gelopen, werd het tijd dat we hem zouden vinden. Toen riep Sammy mij naar binnen. S. was hier. Maar hij had zich verstopt. Doordat het heel hard geregend had, was de hele ´bioscoop´onder water gelopen en via een aantal stenen liep ik naar de televisie toe, waar S, zich onder verstopt had. ´Leave me alone!´ riep hij. Wat Sammy en ik ook zeiden, S. bleef onder de televisie zitten en riep naar ons dat we weg moesten gaan. Teleurgesteld dropen we af naar buiten. Toen zag Loes dat S, vanuit een steegje naast de bioscoop naar ons zat te kijken. Hij was een stukje achter ons aangelopen. We zagen dit als aandachttrekkerij en dus weer liep ik naar hem toe. Ik probeerde hem over te halen iets met ons te eten. Hij was nog niet aanspreekbaar. Weer gaf ik het op en liep ik weg. Maar weer kwam S. achter ons aan. Sammy besloot toen om met twee vriendjes van S. te praten. Uiteindelijk werd hij overgehaald om toch met ons mee te komen. 

We liepen met zijn zessen, S. zijn twee vriendjes Arnold en Dennis, Sammy, Loes en ik naar een restaurantje waar we patat, kip en soda voor iedereen haalden. We namen nog wat mee voor A. die er ondertussen niet meer bij was. En we kochten twee films voor de jongens.

Na een tijdje namen we afscheid. S. gaf ons zelfs een hand. De jongens liepen terug naar het appartement en wij stapten in de matatu, terug naar Town. 

In de avond belde ik nog even met Sammy om te vragen of alles goed ging met de jongens. Ik sprak met A. omdat hij ons wilde bedanken voor het eten dat we voor hem hadden gekocht. Toen wilde S. me ineens spreken. Hij zei dat hij blij was dat we naar hem gezocht hadden. Hij klonk vrolijk, zoals de S. die ik kende. Ik kon weer met een gerust hart gaan slapen.

Of S. nu bij Sammy blijft voor de komende weken of dat hij weer wegloopt is afwachten. Sammy doet er in ieder geval alles aan om de jongens bij hem te houden. Ondanks dat hij zelf amper geld heeft om eten te kopen heeft hij zomaar vier jongens in zijn huis genomen. Want niet alleen S. en A. verblijven bij hem, ook Arnold en Dennis zijn welkom. Loes en ik hopen S. en A. snel weer terug te zien op Langata.